In nogal wat verkiezingsprogramma’s hebben we kunnen lezen, dat de politiek de lokale verenigingen blijven steunen. Maar een zoektocht naar wat nu met deze “oneliner” precies bedoeld wordt, levert niet veel op. Dat kan betekenen dat ik niet goed zoek of dat de politieke partijen het zelf niet weten.
Dat verenigingen steun verdienen dat heeft men goed gezien. In een maatschappij waar veranderingen zich steeds sneller opvolgen; waar gezinnen alleen draaiende te houden zijn als beide partners werken; waar op het werk steeds meer van de werknemers gevraagd wordt; waar tot op hoge leeftijd doorgewerkt moet worden; waar de 24 uurs maatschappij in steeds meer bedrijfstakken haar intrede doet; staan verenigingen onderdruk.
Het is steeds moeilijker om vrijwilligers te vinden; of dat nu is om de training te verzorgen, een team te coachen, de shirts te wassen of een bestuurstaak op zich te nemen.
Want in die vereniging gebeurt het.
Hier worden jongeren gestimuleerd te bewegen; hier ontmoeten mensen van verschillende generaties elkaar; hier is plezier te beleven; hier leer je samenwerken; hier leer je omgaan met tegenslagen; hier leer je doorzetten; hier gaan mensen met verschillende achtergronden spontaan met elkaar in gesprek over wat er in een dorp, wijk of stad leeft; hier worden creatieve voorstellen bedacht.
Dit zijn allemaal open deuren. En waarschijnlijk is dat ook waarom de politiek de verenigingen in stand wil houden. Maar wat is er nodig om het verval van de verenigingen een halt toe te roepen? Deels kan dat door slimmer te organiseren. Deels kan dat door te professionaliseren (meer beroepskrachten inzetten). Maar ondanks dat zullen er vrijwilligers aan de bak moeten, wil het enigszins betaalbaar blijven, wat weer nodig is om de vereniging voor een iedereen toegankelijk te houden.
Maar hoe kunnen we dit dilemma doorbreken?
Enkel door te zeggen de verenigingen te steunen?
Door de subsidie aan verenigingen te verbeteren?
Natuurlijk zijn er vele wegen die naar Rome leiden. Maar één springt er wat mij betreft uit. Neem verenigingsbestuurders serieus. Ga met ze aan de slag, geef ze de ruimte om zelf oplossingen te bedenken voor de problemen en ondersteun ze bij de uitvoering er van. Ga niet op hun stoel zitten, schrijf ze niet voor wat ze moeten doen en laten, maar geef ze het vertrouwen. Zij hebben het beste met hun club voor, zij weten van de hoed en de rand, “challenge” ze, help hen hun ideeën te vervolmaken. Maar laat het initiatief bij hun.
Als je participatie van de burgers wilt, dan zul je moeten loslaten. Niet als politiek en/of gemeente aan het stuur. Nee de initiatiefnemer. Hij maakt de afwegingen, hij sluit de compromissen. Dat brengt de burger dichterbij de politiek.
Gevolg, je krijgt kwalitatief betere oplossingen, met een grotere kans op succes.
Is de politiek of de gemeente dan niet meer nodig?
Nee, ook voor hun is een zeer belangrijke rol weggelegd. Beleid ontwikkelen (wat overigens ook heel goed in het participatie model kan), prioriteiten stellen, keuzes te maken en aan de hand daarvan kaders stellen bij voorliggende initiatieven. Kaders die de verenigingsbestuurder (of de burger in zijn algemeen) nodig heeft om zijn ideeën als initiatiefnemer tot uitvoering te brengen. Daarnaast zal die initiatiefnemer in de uitvoering ondersteund moeten worden, door professionals, die tijd en kennis hebben om de ideeën praktisch om te zetten. Waarbij de initiatiefnemer de regie houdt. Hij/zij bepaalt. Dit laatste betekent een andere bestuurlijke mindset, een andere manier van aansturing van ambtenaren, mogelijk zelfs andere “skills”.
Deze visie vraagt politieke en bestuurlijke moed. Moed om de vertrouwde paden te verlaten; moed om niet alleen te praten over participatie, maar ook daadwerkelijk te zorgen dat participatie in praktijk wordt gebracht; moed om te vertrouwen op de kennis, kunde, visie en ideeën van burgers; moed om een nieuwe weg te zoeken en deze samen te gaan.
Dit vraagt natuurlijk ook wat van de verenigingen en burgers, zij moeten ook weg van het beeld dat de overheid alles maar moet regelen. De tijd van wij vragen en zij draaien ligt achter ons. Dit past niet meer in een maatschappij die zelfredzaam moet zijn.
Binnen verenigingen zitten mensen die weten dat het niet vanzelf gaat. Mensen die graag zelf aan de ploeg staan. Die steeds vaker met dit model hun vereniging draaiende houden. En vanuit die optiek ervaring hebben met dit model.
Ik hoop dat de nieuwe coalitie- of raadsprogramma’s die de komende weken het levenslicht zullen zien, ruimte geven aan initiatieven van onder op. Beginnende bij die (sport)verenigingen die een belangrijke spil spelen in onze participatie maatschappij.
Huub Verhoeven
Voorzitter Klankbordgroep Open Club Klimmen